H A N D L E I D I N G voor de bediening, het onderhoud en de herstelling van de Flandria PRODUCTEN VAN DE gefabriceerd in 1 9 5 8 WERKHUIZEN A. CLAEYS-FLANDRIA Waarde "Flandria'-berijder, In de allereerste plaats wensen wij u geluk met de wondermooie en uitstekende bromfiets die u zich aangeschaft hebt, en wij danken u voor het vertrouwen dat u aldus in onze fabricatie gesteld hebt. Wij willen alleen volkomen voldane berijders van onze bromfietsen hebben en doen al het mogelijke om u voor altijd in deze categorie te bewaren. Onze niet te evenaren ervaring, die verkregen is door een veeljarige productie zo van motoren als van rijwielen, gepaard aan de meest efficiënte methodes van massavoortbrengst, heeft ons in staat gesteld om bromfietsen waaraan de allerhoogste eisen kunnen gesteld worden, tegen uiterst populaire prijzen op de markt te brengen. Van uw bromfiets moet u kracht, stevigheid en betrouwbaarheid verwachten. Daartoe behoort u hem echter met begrip, kennis en toewijding te behandelen. Vergeet u niet dat uw bromfiéts nog het "lopen" leren moet! Het is om u daarbij van dienst te zijn dat wij u deze beknopte handleiding met onze raadgevingen aanbieden. Indien u de er uiteengezette richtlijnen trouw en zorgvuldig zult toepassen, zal uw "Flandria" bromfiets uw veiligste en meest betrouwbare reisgezel worden en blijven! Met vriendelijke groeten en hoogachting, Werkhuizen A. CLAEYS-FLANDRIA. INHOUD I. Inleiding II. Gebruiksaanwijzing en onderhoud III. Een beetje technische vorming 1. Technische gegevens I. INLEIDING Uit onze jarenlange ervaring op gebied van bromfietsen en motorrijwielen is er een productie ontstaan van de modernste, eenvoudigste en meest doeltreffende constructie. De trapas is in de motor zelf ingebouwd, waardoor een tweede ketting naar het achterwiel vervalt, met als gevolg minder slijtage, daar het tandwiel in de olie draait. Daar de cilinderinhoud beperkt is, nl. 49 cc en de motor ook in vermogen niet te hoog belast mocht worden, nl. 2,20 PK met een draaimoment dat het grootst is tussen 3000 en 4500 omw./min. zijn wij van het standpunt uitgegaan dat twee versnellingen het mogelijk maken om bij zeer sterke tegenwind en bij het bestijgen ven hellingen van 20 % en meer, de 1e versnelling doeltreffend te gebruiken. Door deze constructie heeft men de zekerheid dat de motor bij achterwind normaal zal draaien en bij afdalingen niet te ver over zijn maximum toerental zal gaan. De gehele bromfiets bezit meer het uiterlijk van
speciaal aangepast werk, m.a.w. hij is dus geen fiets meer die is aangepast
als bromfiets door er een motor in te plaatsen, maar hij is volledig gebouwd
als kleine scooter. Het frame is uit geperste staalplaat vervaardigd net
als de kettingkasten en de beenbeschermers. De sierlijke bemanteling op
voor- en achterwiel beschermt tegen het hinderlijke spatten bij regenweder. De Majestic en Iris zijn thans uitgerust met een telescopische achterwielvering met schommelarmen. Een achterrem die bediend wordt door terugtrappen met de voet, biedt een uiterste veiligheid. Een zeer eenvoudige bediening van de versnellingen op het stuur, maakt het mogelijk steeds met twee handen te sturen en schakelt het gevaar bij grotere snelheden uit. De moeilijkheden die de duisternis meebrengt, zijn op gelost door een krachtig koplicht (17 W.). Het stuur is van een mooi ingebouwde kilometerteller voorzien. De enige voorwaarde voor een feilloos gebruik van
de A. Claeys-motor is een met zakelijke kennis uitgevoerde behandeling.
Indien U alle wenken en raadgevingen welke hierna te lezen zijn, stipt
navolgt en zo U onmiddellijk de kleine storingen verhelpt, zal de A. Claeys-motor
ook U slechts louter vreugde verschaffen! II. GEBRUIKSAANWIJZING EN ONDERHOUD Alvorens weg te rijden is het aan te raden na te
gaan of de hoeveelheid benzine in de tank voldoende is voor de rit die
u wilt ondernemen. Open daarna de benzinekraan. Sluit de gasschuif door
het dopje op het stuur in te duwen, plaats de versnellingshandle in de
nulstand en geef een krachtige korte trap op één der cranks,
terwijl men de decompressiehendel induwt. De motor slaat nu aan. Knijp
de ontkoppelingshendel in, verdraai tot in eerste versnelling, geef lichtjes
meer gas en laat de ontkoppelingshendel geleidelijk terugkomen. U rijdt
nu in eerste versnelling. Om in 2e versnelling te rijden, knijp de ontkoppelingshendel
in, verdraai het handvat tot de 2e versnelling en laat geleidelijk de
ontkoppelingshendel terugkomen. Het is aan te raden bij het overschakelen,
zowel van eerste naar tweede als van tweede naar eerste versnelling of
op vrijloop, de gashendel een ogenblik te sluiten, daar anders de motor
zwaar belast wordt. Loopt de motor na het aanslaan niet rustig, maar slaat
hij van tijd tot tijd over, dan moet men de gashendel enkele malen snel
open- en toedraaien, tot de bewegende delen van de motor op bedrijfstemperatuur
gekomen zijn. 2. HET INRIJDEN. De zuiger en cilinder zijn uit zo'n materiaal vervaardigd dat het mogelijk is dadelijk met een zekere snelheid te rijden. Voor deze bromfiets raden wij in de tweede versnelling gedurende de eerste 500 km een snelheid van 20 tot 30 km per uur aan. Wees echter voorzichtig: want wanneer men met sterke tegenwind rijdt, kan de motor toch te veel belast worden. Te traag rijden is nadelig, het ondercarter blijft te koud zodat er condenswater ontstaat, waardoor de rollagers kunnen aangetast worden. Een 2-takt-motor voldoet best wanneer hij zo behandeld wordt, dat zijn temperatuur niet te laag komt; koud rijden bv. door veel korte afstanden te rijden, vervuilt de motor vlugger doordat de met de benzine vermengde olie niet zo goed verbrandt en de vochtigheid uit de aangezogen lucht condenseert. Verder raden wij aan met de bromfiets tegen zo'n snelheid te rijden dat hij ronddraait, dus niet overslaat (4 takt). Wissel dikwijls van snelheid door meer en minder gas te geven; dit bezorgt vooral bij grote afstanden een betere smering. Bij het inrijden wordt de mengverhouding een weinig verhoogd. 3. RAADGEVINGEN VOOR HET BRANDSTOFVERBRUIK EN DE MENGSMERING. Men gebruike uitsluitend normale benzine van bekende merken. Als olie prijzen wij BP ENERGOL TWEE-TAKT olie aan, waarin twee verschillende soorten zijn: 1)
BP ENERGOL TWEE-TAKT, in normale mengverhouding van 1 liter op 25 liter
benzine (bij het inrijden: 1 liter op 20 liter benzine). 2) BP ENERGOL TWEE-TAKT SPECIAAL, die zelfmengend is, in normale mengverhouding van 1 liter op 20 liter benzine (bij het inrijden: 1 liter op 18 liter benzine). De mengverhouding die op de verpakking van de olie aangeduid is, moet zo nauwkeurig mogelijk toegepast worden. Zij niet de mening toegedaan dat uw motor beter gesmeerd wordt door meer olie bij de benzine te voegen, integendeel, daardoor zal de motor grote slijtage vertonen, doordat een grotere vervuiling optreedt. Ook de bougie zal daardoor vlugger defect worden. 1) Bij het gebruik van BP ENERGOL TWEE-TAKT, dient de olie in de benzine vooraf in een bus goed dooreengeschud, vooraleer men de tank van de bromfiets ermede vult. Wij raden onze verbruikers aan bv. 10 à 20 lit. benzine te kopen en de vermenging te doen om aldus steeds een voorraad bij de hand te hebben. Vul uw tank met een trechter, waarin zorgvuldig een stuk vilt (bv. van een oude hoed) is aangepast. Hierdoor worden eventuele water- of stofdeeltjes, die zich in de benzine kunnen bevinden, afgescheiden. Dit is bij een kleine motor, zoals de bromfietsmotor, hoogstnodig, daar alle afmetingen (sproeier) zo klein zijn. Doet men de benzine rechtstreeks in de tank om daarna de olie bij te voegen of doet men eerst de olie in de tank vooraleer de benzine bij te voegen, dan heeft de olie de neiging ogenblikkelijk op de bodem te bezinken. Wanneer nu de benzinekraan openstaat, kan de olie de benzine uit de carburator wegdrukken en deze geheel vullen, hetgeen een normaal starten zonder schoonmaken van de carburator, onmogelijk maakt. Wij raden de berijders van onze bromfietsen aan, onder alle omstandigheden, onvermengde benzine aan de pompstations te weigeren. 2) Gebruikt men echter de zelfmengende BP ENERGOL TWEE-TAKT SPECIAAL, dan mag de olie bijgevoegd worden op het ogenblik van het tanken. Men kan dus overal, aan de pompstations, benzine in de tank laten vullen en deze olie direct in de opgevulde tank gieten. Let echter wel op dat, als men éénmaal overgaat naar BP ENERGOL TWEE-TAKT SPECIAAL, men best deze olie zal blijven gebruiken en men niet, zoals wel eens gedaan wordt, nu met deze, dan weer met andere olie mag rijden. Het is absoluut niet nadelig voor deze olie, dat zij lange tijd met benzine vermengd blijft, daar éénmaal vermengd, de olie zich niet meer afscheidt. 4. HET SMEREN VAN DE VERSNELLINGSBAK. In de motor zijn twee gedeelten, namelijk de krukkast en de versnellingskast. Alle delen die zich in de krukkast bevinden worden gesmeerd door de olie die in de benzine vermengd is. Het versnellingssysteem loopt, tezamen met alle andere aandrijfdelen, in een oliebad. Gebruik voor het vullen van de versnellingsbak ENERGOL MOTOR OIL/D HEAVY DUTY SAE 10/W. Deze olie is door ons volledig getest onder de meest verscheiden omstandigheden, zodat wij deze alleen kunnen aanraden. Werkwijze: Bovenaan het carter bevindt zich een opvulschroef terwijl men onderaan het carter de olieaflaatschroef zal vinden. Draai deze beide schroeven uit. Wanneer de olie volledig uit het carter gelopen is schroeft U de aflaatschroef terug in en giet de nieuwe olie door de vulopening in het carter. Nu moet de olie navulling zo hoog staan, dat zij uit het gaatje loopt van de schroef die zich op de zijde van het carter bevindt en vooraf reeds moet uitgeschroefd zijn. Vul niet te veel olie bij, maar controleer dikwijls de stand, daar een eventueel droogdraaien van de koppeling tot snelle slijtage zou leiden. De olieverversing moet gebeuren na de eerste 25 km, dan weer na 5 km, na 150 km, na 500, na 1500 en dan voort geregeld na elke 2500 km. De eerste aftappingen geschieden om de eventuele metaaldeeltjes die in de olie rondwentelen te verwijderen. 5. HET SMEREN VAN DE KETTING. De ketting mag natuurlijk niet droogdraaien, maar gewoon vet is hier schadelijk daar het stof van de wegen erin vliegt en dan schuurt. Het beste is haar te smeren met lichte olie en van tijd tot tijd te demonteren en te wassen in benzine of petroleum om haar dan, na drenken in lichte olie, weer te monteren. 6. SMEREN VAN NAVEN, VERENDE VORK EN ACHTERWIELVERING. De naven zijn van de fabriek uit met dik kogellagervet gesmeerd en kunnen lange tijd lopen zonder bijgesmeerd te worden. De eigenlijke scharniervering van de achterwielvering draait in kleine naaldlagers die in de fabriek zelf gevuld worden met vet. De veren van de schokbrekers worden, alvorens gemonteerd te worden, dik in het vet gestoken en behoeven om zo te zeggen geen nazicht. Van de voorwielvering moeten enkel de scharnierbouten van de schommelarmen en van de veerbeugels geregeld gesmeerd worden om een goede vering te behouden. III. EEN BEETJE TECHNISCHE VORMING Motor 2 versnellingen: Boring: 39,5 mm 2. DE ENCARWI-CARBURATOR MET AUTOMATISCHE CHOKE. De
werking van deze carburator is als volgt: In de zijwand van de gasschuif aan de kant van de motor is bovenaan een opening aangebracht, de z.g. choke-opening. Wanneer de gasschuif naar beneden wordt bewogen, zodat het aanzuigkanaal naar de motor is afgesloten, bestaat de mogelijkheid de gasschuif nog verder te doen dalen in een verlenging van de mengkamer. Hierdoor wordt bereikt dat de choke-opening van de gasschuif voor het aanzuigkanaal naar de motor komt. Doordat de choke-opening groter is dan de boring in de gasschuif aan de luchtfilterzijde, ontstaat er boven de gasschuif in de mengkamerruimte, een hoog vacuum, waardoor meer brandstof door de startsproeierboring, welke direct boven de verstuiver uitmondt, wordt aangezogen en hierdoor een voor het starten geschikt mengsel wordt verkregen. Voor het bedienen van de carburator met automatische choke is een speciaal gasdraaihandle of manette vereist. In deze manette of handle is een vergrendeling aangebracht, waardoor het niet mogelijk is onopzettelijk in de chokestand te komen. Waarom staat de mengkamer van de ENCARWI-carburator schuin? De mengkamer schuin plaatsen is het enige middel om bij alle gasschuifstanden een juiste mengselverhouding te verkrijgen, zonder gebruik te maken van een regelnaald met daarbij behorende naaldsproeier (precisie onderdelen welke duur en bovendien aan slijtage onderhevig zijn). De regelnaald kan verkeerd ingesteld worden en heeft een ongunstige en storende invloed op de passerende gasstroom, vooral bij volgas. Het is dus geen kwestie van mode, hoewel het inderdaad modern (gestroomlijnd) staat, maar een revolutionaire verbetering van de "gasschuif-carburator" waarop reeds in verschillende landen oktrooi is verkregen. De ENCARWI-carburator is ook leverbaar met ingebouwde chokeklep, zowel voor hand- als kabelbediening. Beschrijving van de "automatische choke" uitvoering van de ENCARWI carburator: Thans staat de manette op "choke" stand en kan de motor worden gestart. Na het starten wordt de manette weer teruggehaald, zodat men na het passeren van het "startslot" weer over het normale gasbedieningsbereik kan beschikken. In geval van toepassing echter van een gasdraaihandle is het enig verschil met de "manette", dat waar de manette voor het passeren van het "startslot" naar beneden gedrukt wordt, bij de draaihandle voor het uitschakelen van het startslot hiervoor een aparte drukknop ofwipper is aangebracht, welke zeer gemakkelijk met de duim ingedrukt kan worden. De werking van de automatische choke is als volgt: Het afstellen van de automatische choke. 3. DE LUCHTFILTER. De taak van de luchtfilter bestaat er in de aangezogen lucht te reinigen van stof- en zanddeeltjes. De aangezogen lucht moet door een metaalweefsel passeren dat van een oliefilm voorzien is. Hieraan blijven de schadelijke stofdeeltjes kleven. Mochten deze echter in de cilinderholte komen, dan zouden zij er een sterk slijtende of invretende werking verwekken. De oliefilm is echter na een zekere tijd van vuil verzadigd en kan haar werking niet meer goed doen. Het is daarom noodzakelijk iedere 1000 km, de luchtfilter schoon te maken. U gaat hierbij als volgt te werk: Na de luchtfilter afgenomen te hebben wordt deze in een bakje met benzine of petroleum gelegd. Na enkele minuten wordt de luchtfilter goed uitgeschud en terug in het bakje gelegd. Na nogmaals goed uitgeschud te zijn, laat men de luchtfilter enkele minuten drogen. De gehele oliefilm met het aangehechte vuil is nu verwij derd. Breng dan de nieuwe oliefilm aan door de luchtfilter in dezelfde olie te drenken die voor de gemengde brandstof gebruikt wordt. Goed uitschudden en de buitenzijde afvegen. Hierna is de luchtfilter weer klaar om gemonteerd te worden. Let er echter goed op dat de luchtfilter bij de montage goed vastgezet wordt. 4. DE BOUGIE. De elektroden van de bougie moeten zich op een af stand van + 0,5 mm van elkander bevinden (nazien met voelmesjes). Vooral bij het inrijden en bij berijders die bijzonder voorzichtig willen zijn, gebeurt het dat de bougie vet slaat (koude motor). De vonk springt dan, inplaats van tussen de elektroden, naar de isolator over. Denk echter niet dat deze bougie daarom slecht is: na sableren van de isolator zijn 90 % van deze bougies weer goed. Het is enkel de verbrande olie bij de isolator die doorslag veroorzaakt. Een andere moeilijkheid bij bougies van 2-takt-motoren is het overbruggen, d.w.z. de motor valt plotseling stil na lange tijd snel gereden te hebben; draait men nu de bougie uit, dan constateert men een kleine overbrugging tussen de elektroden. Na verwijdering van de metaalachtige massa kan men weer normaal verder rijden. Komt dit ongemak echter te veel voor, dan betekem dit dat de motor een te arm mengsel heeft. Vergroot dan de sproeier met één nummer, daardoor verkrijgt men meer benzine en wordt dit euvel verholpen. Een verstopte filter kan ook tot overbrugging van de bougie leiden. 5. DE UITLAAT. Bij de verbranding van de gassen ontstaat er een koolneerslag en deze zet zich op de zuigerkop, in de verbrandingsruimte en in het uitlaatkanaal vast, doch de meeste komt in de knaldemper. Daarom dient men in acht te nemen dat de knaldemper iedere 1000 km moet gereinigd worden. Hoeft dit eerder gedaan dan zegt de motor dit zelf door een sterk verminderd uitlaatgeluid en een krachtafname. De knaldemper is zeer gemakkelijk van de motor te demonteren. Na de moer op het uiteinde van de knaldemper afgeschroefd te hebben kan men deze eenvoudig uit elkaar nemen. Het schoonmaken gebeurt met een lichte staalborstel en benzine of petroleum; soms moet de koolaanslag weggekrabt worden. De koolaanslag die zich in de verbrandingsruimte neerzet moet absoluut elke 3000 km weggenomen worden. Dit zal echter door een vakman dienen gedaan te worden daar de lichtmetalen zuiger en cilinder zonder het gepaste gereedschap zeer vlug te beschadigen zijn. 6. DE VLIEGWIELMAGNEET. Regeling: A. CONTACTPUNTEN: Moeten minstens 0,4 mm en hoogstens 0,5 mm openen op het hoogste punt van de vliegwielnok (controleren met voelmesjes). De contactpunten kan men verder openen of toezetten door de grote schroef aan de vaste contactplaat een weinig te ontspannen en de andere schroef, die voorzien is van een excentriek, te verdraaien tot de punten open of toe gaan. B. MAGNEET: Voorontsteking van 3,5 à 4 mm. Werkwijze: 1) Theoretisch . 2) Praktisch. N.B. De valse bougie met regelstift wordt in onze werkhuizen gefabriceerd. C. AANWIJZING: Wanneer de contactpunten een opening hebben van 0,3-0,4 mm en, terwijl men het licht inschakelt, de motor stilvalt, dus de ontsteking wegvalt, dan is dit een gevolg van te zwakke magneten. Dit komt echter niet veel voor. Het gebeurt meer dat de contactpunten te wijd staan, en dan valt de motor ook stil als men het licht inschakelt. Valt de motor meest na 4 à 8 km plotseling stil, terwijl de benzinetoevoer toch goed is, dan kan de ontstekingsspoel defect zijn. Te veel op- en neergaande speling van het vliegwiel kàn leiden tot onregelmatig draaien. De kogellagers en de as van de motor hebben dan teveel speling. De hoogspanningskabel kan door kleine barstjes en vochtigheid de spanning niet meer isoleren; men ziet dit best wanneer het donker is; er springen dan kleine vonken over, terwijl de motor draait, meestal waar de kabel uit het carter komt. Raadpleeg voor deze storingen direct uw verkoper. 7. DE VERLICHTING. Het vliegwiel is uitgerust met een lichtspoel. De benodigde lampen zijn: 8. DE REMMEN. -Voorrem: trommelrem met de hand bediend. HET AFSTELLEN. 9. REINIGEN VAN DE MOTOR. Om de motor aan de buitenzijde grondig te reinige n, verwijdert men best de kettingkasten en de beenbeschermers. 10. UITNEMEN VAN DE WIELEN. VOORWIEL. ACHTERWIEL. Verwijder eerst de remkabel door het uithalen van de nippel uit het beugeltje van de remhefboom; draai de moer los die kan losgedraaid worden (de andere is im mers onveranderlijk vast op de as door een stift die door as en moer steekt) en klop lichtjes op de as tot ze er gemakkelijk uit te trekken is. Nu kan men het wiel verwijderen. 11. ONDERHOUDSCHEMA. Inrijperiode. Verdere periode. 12. STORINGEN Bij zorgvuldig naleven van al de aanduidingen die u vindt in de handleiding voor de gebruiker, kunnen bijna geen storingen optreden. Eventueel toch optredende storingen hebben vaak kleine oorzaken, die door een vakman snel kunnen worden gevonden. Wij beschrijven hier enkele storingen die wel eens kunnen voorkomen, met de verrichtingen om ze te verhelpen. I. De motor slaat niet aan:
II. De motor werkt onregelmatig en blijft vaak staan:
III. De motor slaat in 4-takt:
IV. De motor trekt niet:
V. Te hoog brandstofverbruik:
Vl. De motor knalt in de carburateur:
|